Overwegende dat in artikel 2 , lid 1 , van Verordening ( EEG ) nr . 2601/69 met name is bepaald dat de contracten tussen te
lers en verwerkende bedrijven uit de Gem
eenschap betrekking moeten hebben op hoeveelheden die groter zijn dan die welke gedurende de drie verkoopseizoenen voorafgaande aan het verkoopseizoen 1969/1970 door de ve
rwerkende bedrijven gemiddeld werden verbruikt ; dat hiertoe voor iedere onderneming waarbij uiterlijk tijdens het verkoopseizoen 1966/1967 me
...[+++]t de produktie werd begonnen , een basisquotum dient te worden vastgesteld gelijk aan het gemiddelde van de door deze onderneming tijdens bovenbedoelde periode verwerkte hoeveelheden ;
CONSIDERANT QUE L'ARTICLE 2 PARAGRAPHE 1 DU REGLEMENT ( CEE ) N 2601/69 PREVOIT , NOTAMMENT , QUE LES CONTRATS LIANT PRODUCTEURS ET TRANSFORMATEURS COMMUNAUTAIRES DOIVENT PORTER SUR DES TONNAGES EXCEDANT LES QUANTITES MOYENNES TRANSFORMEES PAR CES DERNIERS AU COURS DES TROIS CAMPAGNES PRECEDANT LA CAMPAGNE 1969/1970 ; QU'A CETTE FIN IL CONVIENT DE FIXER , POUR CHAQUE INDUSTRIE AYANT COMMENCE SON ACTIVITE AU PLUS TARD PENDANT LA CAMPAGNE 1966/1967 , UN QUOTA DE BASE EGAL A LA MOYENNE DES QUANTITES TRANSFORMEES PAR CETTE INDUSTRIE AU COURS DE LA PERIODE SUSVISEE ;