De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid van artikel 11, § 2 en § 3, tweede lid, van de in het geding zijnde wet met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het een verschil in behandeling in het leven roep
t tussen militairen naargelang hun rechten volledig worden geregeld door de wet of, op grond van de in het geding zijnde bepalingen, gedeeltelijk worden geregeld door de Koning (of door de Koning en de mi
nister), terwijl de bevoegdheid om de rechten en verplichtingen van de militairen te regelen een bev
...[+++]oegdheid is die bij artikel 182 van de Grondwet aan de wetgever is voorbehouden.
La question préjudicielle porte sur la compatibilité de l'article 11, §§ 2 et 3, alinéa 2, de la loi en cause avec les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il crée une différence de traitement entre militaires suivant que leurs droits sont entièrement réglés par la loi ou qu'ils le sont, sur la base des dispositions en cause, en partie par le Roi (ou par le Roi et par le ministre), alors que le pouvoir de régler les droits et obligations des militaires est une compétence réservée au législateur par l'article 182 de la Constitution.