Bijgevolg stemt dat type inkomsten fiscaalrechtelijk a priori overeen met het begrip « concessie van roerende goederen », als bedoeld in artikel 17, 3º, WIB 1992 (« [inkomsten] uit roerende goederen (..) zijn alle opbrengsten van roerend vermogen aangewend uit welken hoofde ook, namelijk : (.) 3º inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen »). De auteursrechten en de naburige rechten worden in het recht immers beschouwd als onlichamelijke roerende goederen.
Dès lors, en droit fiscal, ce type de revenus correspond a priori à la notion de « concession de biens mobiliers » de l'article 17, 3º, du CIR 1992 (« les revenus (..) des biens mobiliers sont tous les produits d'avoirs mobiliers engagés à quelque titre que ce soit, à savoir (.) 3º les revenus de la location, de l'affermage, de l'usage, et de la concession des biens mobiliers »), les droits d'auteur et les droits voisins étant, en droit, des biens mobiliers incorporels.