D. overwegende dat het in zijn resolutie van 4 april 2001 de verlening van kwijting voor de uitvoering van het zesde, zevende en achtste Europese Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 1999 heeft uitgesteld om nader uit te zoeken hoe de Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) omgaan met fraudegevallen in verband met het ontwikkelingsfonds, en om het verslag van de Dienst interne audit van de Commissie over de controleprocedures in het kader van de steun voor structurele aanpassing (begrotingssteun/tegenwaardefondsen) te kunnen behandelen,
D. considérant que, dans sa résolution du 4 avril 2001, le Parlement a ajourné la décharge sur la gestion financière des sixième, septième et huitième Fonds européens de développement pour l'exercice 1999 afin de mieux contrôler l'action de la Commission et de l'Office européen de lutte antifraude (OLAF) en ce qui concerne les cas de fraude relatifs aux Fonds de développement, et pour pouvoir examiner le rapport d'audit interne des services de la Commission sur l'efficacité des procédures de contrôle portant sur les programmes d'ajustement structurel (aides budgétaires/fonds de contrepartie),