3. Zodra de bevoegde autoriteit van een lidstaat ervan in kennis is gesteld dat wilde dieren vermoedelijk met mond- en klauwzeer zijn besmet, neemt zij de nodige maatregelen om dat vermoeden te bevestigen of te weerleggen, door onderzoek van alle geschoten of dood aangetroffen wilde dieren, met name aan de hand van laboratoriumtests.
3. Dès que l'autorité compétente d'un État membre est informée que des animaux sauvages sont suspectés d'être infectés par la fièvre aphteuse, elle prend toutes les mesures appropriées pour confirmer ou infirmer la présence de la maladie en faisant procéder à l'examen de tous les animaux sauvages des espèces sensibles abattus par des chasseurs ou trouvés morts, y compris des tests de laboratoire.