4. Als de instelling geen herzien herstelplan indient of als de bevoegde autoriteit vaststelt dat het herziene herstelplan de in de oorspronkelijke beoordeling gesignaleerde tekortkomingen en potentiële belemmeringen onvoldoende oplost, stelt het bestuur van de instelling, na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, een gezamenlijk overeengekomen kader van maatregelen op om ervoor te zorgen dat de tekortkomingen of belemmeringen worden weggenomen.
4. Si l'établissement ne soumet pas de plan de redressement révisé, ou si l'autorité compétente constate que son plan de redressement révisé ne permet pas de remédier efficacement aux lacunes et obstacles relevés lors de son évaluation initiale, la direction de l'établissement élabore, après consultation des autorités compétentes, un cadre de mesures convenu mutuellement pour supprimer ces obstacles et lacunes.