128. Betreffende de vraag hoe de centrale overheden die samenwerking zullen organiseren om het « onschuldige » karakter van de uitoefening van een bezoekrecht te verzekeren, geeft de Conventie geen voorbeelden, omdat die op restrictieve wijze hadden kunnen worden geïnterpreteerd.
128 Sur la question de savoir comment les Autorités centrales vont organiser cette coopération en vue d'assurer le caractère « innocent » de l'exercice d'un droit de visite, la Convention ne donne pas d'exemples, car ils auraient pu être interprétés restrictivement.