Dat de verplichting om onmiddellijk een JAR-66 vergunning te bezitten heel in het bijzonder nadelig is voor het certificeringspersoneel dat thans of vroeger in functie is (geweest) in de door de Belgische overheden erkende JAR-145 organisaties en dat, aangezien het zich in de materiële onmogelijkheid bevindt om de omvang van zijn kwalificaties aan te tonen overeenkomstig de methodes van JAR-66, niet kan solliciteren naar een betrekking, noch een betrekking kan blijven houden in de JAR-145 organisaties die vanaf nu de JAR-66 normen reeds toepassen;
Que l'obligation de détenir immédiatement une licence JAR-66 lèse tout particulièrement le personnel de certification étant actuellement ou ayant été en fonction dans des organisations JAR-145 agréées par les autorités belges qui, se trouvant dans l'impossibilité matérielle de démontrer l'étendue de ses qualifications conformément aux méthodes du JAR-66, ne peut ni solliciter un emploi, ni maintenir son emploi dans des organismes JAR-145 relevant des Etats J.A.A. qui appliquent dès à présent les normes du JAR-66;