5. 70% van de negatieve beslissingen waarin het motief “seksuele oriëntatie en genderidentiteit” voorkomt, werden genomen op basis van de vaststelling dat er geen sprake was van een gegronde vrees voor vervolging (bijvoorbeeld wanneer de objectieve situatie in het land van herkomst van die aard is dat men niet kon oordelen dat de asielzoeker, in het licht van zijn persoonlijke situatie, alleen wegens zijn homoseksualiteit een risico op vervolging liep) of omdat de verklaringen van de asielzoeker (met betrekking tot zijn seksuele oriëntatie of met betrekking tot de aangehaalde vervolgingsfeiten, enz) ongeloofwaardig werden geacht.
5. Les 70 % de décisions négatives dans les dossiers reprenant le motif « orientation sexuelle et identité de genre », ont été prises soit sur base de la constatation de l’absence de crainte fondée de persécution (par exemple, lorsque la situation objective dans le pays d’origine est de nature telle que l’on n’a pas pu estimer que le demandeur d’asile, à la lumière de sa situation personnelle, courrait un risque d’être persécuté du seul fait de son homosexualité) ; soit parce les déclarations du demandeur d’asile (concernant son orientation sexuelle ou par rapport aux faits de persécutions invoqués, etc) ont été jugées non crédibles.