De door de verzoeker voor de Raad van State en voor het Hof uiteengezette overwegingen, volgens welke artikel 25, § 2, van de wet van 13 juli 1976 zou zijn afgeschaft voor sommige officieren uit het tijdelijk kader, zijn zonder pertinentie : de bewoordingen van artikel 61 van de voormelde wet van 21 december 1990 en de parlementaire voorbereiding ervan sluiten de desbetreffende bepaling in zijn toepassingssfeer in.
Les considérations développées par le requérant devant le Conseil d'Etat et devant la Cour, selon lesquelles l'article 25, § 2, de la loi du 13 juillet 1976 serait abrogé pour certains officiers du cadre temporaire, sont sans pertinence : les termes de l'article 61 de la loi du 21 décembre 1990 précitée et ses travaux préparatoires incluent la disposition dont il s'agit dans son champ d'application.