(b) de noodzaak om er in passende gevallen voor te zorgen dat de instelling en de in artikel 2 bedoelde moederonderneming over voldoende in aanmerking komende passiva beschikken om te garanderen dat, indien het instrument van de inbreng van de particuliere sector zou worden toegepast, de verliezen kunnen worden opgevangen en de tier 1-kernkapitaalratio van de instelling en de in artikel 2 bedoelde moederonderne
ming wederom op een peil kan worden gebracht dat noodzakelijk is om de instelling en de in artikel 2 bedoelde moederonderneming in staat te stellen aan de vergun
ningsvoorwaarden te blijven ...[+++] voldoen en de werkzaamheden te blijven uitoefenen waarvoor hun overeenkomstig artikel 4 Verordening (EU) nr. 575/2013 vergunning is verleend, alsook om voldoende marktvertrouwen in de instelling en in de in artikel 2 bedoelde moederonderneming te handhaven.
(b) la nécessité de faire en sorte, le cas échéant, que les établissements et entreprises mères possèdent un montant suffisant de passifs éligibles afin d’être certain, en cas d’application de l’instrument de renflouement interne, que les pertes puissent être absorbées et que leur ratio de fonds propres de base de catégorie 1 puisse être ramené au niveau nécessaire pour que la confiance des marchés reste suffisante et que les établissements et entreprises mères visés à l’article 2 puissent continuer à remplir les conditions de l’agrément et à exercer les activités pour lesquelles ils ont été agréés en vertu du règlement (UE) n° 575/2013.