Zes lidstaten (Finland, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Nederland en Zweden) hebben wetgeving ingevoerd om ervoor te zorgen dat rechtspersonen voor de strafbare feiten als bedoeld in artikelen 2, 3 en 4 aansprakelijk kunnen worden gesteld voorzover deze feiten in hun voordeel zijn gepleegd en door personen met een leidende positie binnen de rechtspersoon.
Six États membres (Finlande, France, Allemagne, Irlande, Pays-Bas et Suède) disposent d'une législation qui garantit que les personnes morales peuvent être tenues pour responsables des agissements visés aux articles 2 à 4 commis pour leur compte par des personnes exerçant un pouvoir de direction en leur sein.