Daarom heeft zij reeds in 1947 (15) erkend dat de ambtenaar-orgaan als orgaan — en in zijn kielzog de openbare rechtspersoon die hij belichaamt — aansprakelijk is in het geval dat elk redelijk en voorzichtig persoon zou menen dat het orgaan binnen de perken van zijn bevoegdheid handelde (16) , met een « apparence de fonctionnalité » (17) .
Elle a ainsi admis, dès 1947 (15) , que l'agent organe engageait sa responsabilité d'organe — et, dans son sillage, la responsabilité de la personne publique qu'il incarne — dans l'hypothèse où tout « homme raisonnable et prudent » pouvait croire que l'organe avait agi « dans les limites de ses attributions » (16) , au nom d'une « apparence de fonctionnalité » (17) .