« De bepalingen van hoofdstuk I van titel II zijn van toepassing op de onderdanen van Bulgarije en Roemenië die naar België komen om er een activiteit in loondienst uit te oefenen evenals op hun familieleden met als enige uitzondering dat het document dat de Bulgaarse of Roemeense werknemer overeenkomstig artikel 50, § 2, 1° moet voorleggen, het bewijs is dat hij in het bezit is van een arbeidskaart B zoals bepaald in het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers».
« Les dispositions du chapitre I du titre II s' appliquent aux ressortissants bulgares et roumains, qui viennent en Belgique pour y exercer une activité salariée ainsi qu'aux membres de leurs familles à la seule exception que le document que le travailleur salarié bulgare ou roumain doit produire conformément à l' article 50, § 2, 1°, est la preuve qu'il est en possession d'un permis de travail B tel que prévu à l'arrêté royal du 9 juin 1999 portant exécution de la loi du 30 avril 1999 relative à l'occupation des travailleurs étrangers».