« Art. 26. De Dienst voor de Mededinging kan, ambtshalve of op verzoek van de minister of van de voorzitter van de Raad voor de Mededinging, algemene of sectoriële onderzoeken instellen of doen instellen indien er ernstige aanwijzingen zijn van het bestaan van door de artikelen 2, § 1, en 3 verboden praktijken.
« Art. 26. Le Service de la concurrence peut, d'office ou à la demande du ministre ou du président du Conseil de la concurrence, procéder ou faire procéder à des enquêtes générales ou sectorielles s'il y a des indices sérieux de l'existence de pratiques prohibées par les articles 2, § 1 , et 3.