Hoe zou men immers kunnen beweren, in een poging tot antwoord op de vaste rechtspraak van het EVRM, dat er hier een soort dwingende maatschappelijke nood is om het aanzetten tot bepaalde vormen van discriminatie strafrechtelijk aan te pakken, waar de wetgever die bepaalde vormen van discriminatie zelfs niet als fout beschouwt in burgerrechtelijke zin.
Comment pourrait-on jamais prétendre, en réponse à la jurisprudence constante de la CEDH, qu'il existe ici une nécessité sociale contraignante qui justifie la poursuite pénale de l'incitation à certaines formes de discrimination alors que le législateur ne considère même pas ces formes de discrimination comme une faute en droit civil ?