Tevens was de wetgever van oordeel dat, gelet op de doeltreffendheid van de bescherming via het specifieke intellectuele eigendomsrecht, elke andere bescherming op basis van onrechtmatige mededinging, overbodig zou zijn (Parl. St., Kamer, 1969-1970, nr. 615/2, pp. 8 en 9) Ten slotte wilde de wetgever ook bevoegdheidsconflicten tussen de verschillende rechters vermijden.
Le législateur considérait également que, vu l'efficacité de la protection obtenue via le droit particulier de la propriété intellectuelle, toute autre protection fondée sur la concurrence déloyale serait superflue (Doc. parl., Chambre, 1969-1970, n° 615/2, pp. 8 et 9).