Door te bepalen, in artikel 4, 6°, van de wet van 22 maart 2001, dat de ouderen van buitenlands
e nationaliteit die niet behoren tot de categorieën die in artikel 4, 2° tot 5°, worden beoogd, de IGO slechts genieten indien ten aanzien van hen een recht op een rust- of overlevingspensioen krachtens een Belgische regeling werd geopend, heeft de wetgever het voordeel van de IGO willen voorbehouden voor de ouderen van buitenlandse national
iteit die hetzij in België hebben gewerkt, hetzi
j de recht ...[+++] class=yellow2>hebbenden zijn van personen die in België
hebben gewerkt.
En prévoyant à l'article 4, 6°, de la loi du 22 mars 2001 que les personnes âgées de nationalité étrangère autres que celles visées à l'article 4, 2° à 5°, ne bénéficient de la GRAPA que si un droit à une pension de retraite ou de survie en vertu d'un régime belge leur est ouvert, le législateur a voulu réserver le bénéfice de la GRAPA aux personnes âgées de nationalité étrangère qui soit ont travaillé en Belgique, soit sont les ayants droit de personnes qui ont travaillé en Belgique.