3. Van talg afgeleide produkten, verkregen door hydrolyse bij een temperatuur van ten minste 250o C. 4. In de in de punten 1, 2 en 3 vermelde gevallen mag geen gebruik worden gemaakt van de volgende weefsels : schedel, wervelkolom, hersenen, ruggemerg, ogen, tonsillen, zwezerik, ingewanden en milt.
4. Dans les cas prévus aux points 1, 2 et 3, les tissus énumérés ci- après ne peuvent être utilisés : crâne, colonne vertébrale, cervelle, moelle épinière, yeux, amygdales, thymus, intestin ou rate.