« Houdt de omstandigheid dat krachtens artikel 45quater van de arbeidsongevallenwet van 10 april 19
71 de getroffene of zijn rechthebbenden geen uitbetaling van ten hoogste een derde van de waarde van de hun toekomende rente als kapitaal verkrijgen, voor de ongevallen waarvoor de vaststelling van de graad van blijvende arbeidsongeschik
theid van 10 pct of minder dan 16 pct geschiedt, doch waarbij de blijvende arbeidsongeschiktheid met terugwerkende kracht wordt bepaald op ee
...[+++]n consolidatiedatum vóór de inwerkingtreding van artikel 45quater van de arbeidsongevallenwet (zijnde 1 januari 1994), echter waarbij de graad slechts wordt bekrachtigd bij een gerechtelijke beslissing die op een datum na 1 januari 1997 in kracht van gewijsde treedt, terwijl voor de arbeidsongevallen waarvoor de vaststelling van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid van 10 pct of minder dan 16 pct geschiedt, waarvoor de blijvende arbeidsongeschiktheid en de consolidatiedatum tevens met terugwerkende kracht wordt bepaald voor de inwerkingtreding van artikel 45quater van de arbeidsongevallenwet, doch waarbij de graad wordt bekrachtigd bij een gerechtelijke beslissing die vóór 1 januari 1997 in kracht van gewijsde trad, een schending in van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel en het niet discriminatiebeginsel vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, dat binnen éénzelfde groep rechtsonderhorigen, namelijk getroffenen van een arbeidsongeval in het algemeen, een verschil in behandeling wordt ingesteld waarvoor geen objectieve en redelijke verantwoording bestaat ?« Le fait qu'en vertu de l'article 45quater de la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail la victime ou ses ayants droit n'obtiennent pas le paiement d'un tiers au maximum de la valeur de la rente qui leur revient en capital en ce qui concerne les accidents pour lesquels la fixation du taux d'incapacité permanente de travail se fait de 10 p.c. à moins de 16 p.c., la capacité permanente de travail étant fixée avec effet rétroactif à une date de consolidation antérieure à l'entrée en vigueur de l'article 45quater de la loi sur les accidents du travail (soit le 1 janvier 1994), le taux n'étant toutefois entériné que par une décision judiciaire coulée en force de chose jugée à une date postérieure au 1 janvier 1997, alors qu'en ce qui
...[+++] concerne les accidents du travail pour lesquels la fixation du taux d'incapacité permanente de travail se fait de 10 p.c. à moins de 16 p.c., l'incapacité permanente de travail et la date de consolidation étant également fixées avec effet rétroactif avant l'entrée en vigueur de l'article 45quater de la loi sur les accidents du travail, le taux étant toutefois entériné par une décision judiciaire coulée en force de chose jugée avant le 1 janvier 1997, est-il constitutif d'une violation du principe constitutionnel d'égalité et du principe de non-discrimination contenus aux articles 10 et 11 de la Constitution, en ce sens qu'au sein d'un même groupe de sujets de droit, à savoir les victimes d'un accident du travail en général, il est instauré une différence de traitement pour laquelle n'existe pas de justification objective et raisonnable ?