« Brengt artikel 10 van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen niet een vorm van onverantwoorde discriminatie, die het bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet gewaarborgde gelijkheidsbeginsel kan schenden, teweeg onder de personen die roerende of onroerende goederen om niet of onder bezwarende titel hebben afgestaan, doordat het alleen de afstand van ' het woonhuis van de betrokkene en/of van de personen waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt die geen ander bebouwd onro
erend goed bezit of bezitten, in zover de opbrengst van de afstand nog geheel of gedeeltelijk in het in aanmerking genomen
...[+++] vermogen wordt teruggevonden ' vrijstelt van de inaanmerkingneming van de opbrengst van de afstand, terwijl in de andere gevallen met de opbrengst van de afstand rekening wordt gehouden, zelfs indien die opbrengst in het in aanmerking genomen vermogen wordt teruggevonden ?« L'article 10 de la loi du 22 mars 2001 instituant la garantie de revenus aux personnes âgées n'induit-il pas une forme de discrimination injustifiée, susceptible de violer le principe d'égalité garanti par les articles 10 et 11 de la Constitution, entre les personnes qui ont cédé à titre gratuit ou
à titre onéreux des biens mobiliers ou immobiliers, en exemptant de la prise en compte du produit de la cession la seule cession de ' la maison d'habitation de l'intéressé et/ou des personnes avec qui il partage la même résidence principale, qui n'a pas ou n'ont pas d'autre bien immeuble bâti, dans la mesure où le produit de la cession se re
...[+++]trouve encore entièrement ou en partie dans le patrimoine pris en considération ', alors que dans les autres cas le produit de la cession est pris en compte, même s'il se retrouve dans le patrimoine pris en considération ?