Art. 5. § 1. Het in artikel 1, 1°, bedoelde toestel voor optische lezing moet ten minste uitgerust zijn met één invoereenheid voor het inlezen van de stembiljetten met de uitgebrachte stemmen, met één uitvoereenheid bestemd voor het verwijderen van de gelezen stembiljetten en met een andere uitvoereenheid voor het verwijderen van de stembiljetten die door de machine verworpen werden zonder gelezen te zijn geweest.
Art. 5. § 1er. L'appareil de lecture optique visé à l'article 1, 1°, doit être équipé au minimum d'une unité d'entrée destinée au chargement des bulletins de vote dans la machine en vue de leur lecture, d'une unité de sortie destinée à l'évacuation des bulletins lus par la machine et d'une seconde unité de sortie destinée à l'évacuation des bulletins rejetés par la machine sans avoir été lus.