De verwijzende rechter vraagt het Hof of het voormelde artikel 37, § 3, bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet, in zoverre het de jongere die op het ogenblik van de feiten ouder is dan zestien jaar maar jonger dan zeventien jaar en ten aanzien van wie ten minste drie maanden vóór zijn meerderjarigheid geen eerder vonnis werd uitgesproken, de mogelijkheid ontzegt alle beschermende maatregelen bedoeld in artikel 37, § 2 te genieten.
Le juge a quo interroge la Cour sur la compatibilité, avec les articles 10, 11 et 22bis de la Constitution, de l'article 37, § 3, précité, en ce qu'il prive le jeune âgé de plus de 16 ans mais de moins de 17 ans au moment des faits et ne faisant pas l'objet d'un jugement antérieur prononcé au moins trois mois avant sa majorité, de la possibilité de bénéficier de l'intégralité des mesures protectionnelles visées à l'article 37, § 2.