In dat middel wordt de schending aangevoerd van artikel 129, § 2, eerste streepje, tweede zin, van de Grondwet, in zoverre de door de aangevochten bepalingen opgelegde vereiste dat de betrokken leden van de rechterlijke orde de kennis van de tweede landstaal moeten bewijzen, zou zijn ingegeven door de omstandigheid dat in de vredegerechten van de betrokken gerechtelijke kantons faciliteiten in bestuurszaken moeten worden verstrekt aan de inwoners van de taalgrensgemeenten van die kantons.
Ce moyen invoque la violation de l'article 129, § 2, premier tiret, deuxième phrase, de la Constitution en ce que l'obligation imposée par les dispositions entreprises aux membres concernés de l'ordre judiciaire de prouver leur connaissance de la seconde langue nationale serait dictée par la circonstance que, dans les justices de paix des cantons judiciaires concernés, des facilités en matière administrative doivent être accordées aux habitants des communes de la frontière linguistique de ces cantons.