4. Bij gebreke van een overeenkomst uit hoofde van lid 3 en indien dit krachtens de toepasselijke multilaterale internationale overeenkomsten is toegestaan en het derde land ermee instemt, erkennen de lidstaten het EOM als bevoegde autoriteit voor de toepassing van door hen gesloten internationale overeenkomsten op het gebied van wederzijdse rechtshulp in strafzaken, en, in voorkomend geval, melden zij het als zodanig aan, onder meer, waar nodig en mogelijk, door middel van een wijziging van die overeenkomsten.
4. En l’absence d’accord visé au paragraphe 3, si l’accord international multilatéral pertinent le permet et sous réserve de l’acceptation du pays tiers, les États membres reconnaissent et, le cas échéant, notifient le Parquet européen en tant qu’autorité compétente aux fins de la mise en œuvre des accords internationaux multilatéraux sur l’entraide judiciaire en matière pénale qu’ils ont conclus, y compris, si nécessaire et si possible, au moyen d’une modification de ces accords.