De uitzonderingen op de verplichting om een prejudiciële vraag te stellen, waarin is voorzien wanneer men te maken heeft met een rechtspleging die korte termijnen vergt (vraag F 1.1), zouden moeten worden uitgebreid tot alle zaken waarin dat het geval is, bijvoorbeeld wanneer het gaat over de controle op de hechtenis van vreemdelingen, de jeugdbescherming, het faillissement en mogen niet beperkt blijven tot de gevallen die in het ontwerp worden vermeld.
En ce qui concerne les exceptions prévues à l'obligation de poser une question préjudicielle lorsqu'on est en présence d'une procédure nécessitant des délais brefs (question F.1.1), il y aurait lieu de les étendre à toutes les hypothèses de ce type, par exemple le contrôle de la détention des étrangers, la protection de la jeunesse, la faillite, sans les limiter à celles visées par le projet.