Duitsland). Het Europees Hof wijst erop dat binnen de lidstaten van de Raad van Europa geen eensgezindheid over de in het geding zijnde aangelegenheid bestaat, zodat de lidstaten over een ruime appreciatiebevoegdheid beschikken wat de regelgeving inzake het vaststellen van het juridisch statuut van het kind betreft (ibid., Ahrens, § § 69-70 en 89; Kautzor, § § 70-71 en 91).
La Cour européenne souligne que parmi les Etats membres du Conseil de l'Europe, la matière en cause ne fait pas l'unanimité, de sorte que les Etats membres jouissent d'une grande marge d'appréciation en ce qui concerne la réglementation visant à fixer le statut juridique de l'enfant (ibid., Ahrens, § § 69-70 et 89; Kautzor, § § 70-71 et 91).