3. De Lid-Staten behoeven van de ondernemingen niet te eisen dat zij het congruentiebeginsel toepassen indien de verbintenissen opeisbaar zijn in een andere valuta dan die van een der Lid-Staten van de Gemeenschap, als de beleggingen in deze valuta aan regels onderworpen zijn, als voor deze valuta transferbeperkingen gelden of als zij, om analoge redenen, niet geschikt is tot dekking van de technische voorzieningen.
3) Les États membres peuvent ne pas exiger des entreprises l'application du principe de congruence lorsque les engagements sont exigibles dans une monnaie autre que celle de l'un des États membres de la Communauté, si les investissements dans cette monnaie sont réglementés ou si cette monnaie est soumise à des restrictions de transfert ou est, pour des raisons analogues, inadaptée à la représentation des provisions techniques.