Daarentegen blijkt het in B.6 beschreven verschil in behandeling geen onevenredige gevolgen te hebben : vermits artikel 306 verwijst naar artikel 301, moet in beide gevallen de uitkering de uitkeringsgerechtigde echtgenoot « rekening houdend met zijn inkomsten en mogelijkheden, [.] in staat stellen [.] in zijn bestaan te voorzien op een gelijkwaardige wijze als tijdens het samenleven », vermits de beide types van uitkering, zoals het Hof van Cassatie heeft geoordeeld, zowel een onderhouds- als een vergoedend karakter hebben.
En revanche, il n'apparaît pas que la différence de traitement décrite en B.6 ait des effets disproportionnés : dans l'un et l'autre cas, l'article 306 renvoyant à l'article 301, la pension doit permettre à l'époux créancier, « compte tenu de ses revenus et possibilités, d'assurer son existence dans des conditions équivalentes à celles dont il bénéficiait durant la vie commune », les deux types de pension ayant, ainsi que l'a jugé la Cour de cassation, un caractère alimentaire et indemnitaire.