Een andere lezing van artikel 20bis, § 4, zevende streepje, van de wet betreffende de voorlopige hechtenis, zou aan artikel 209bis van het Wetboek van Strafvordering discriminatoire gevolgen verbinden vermits het, zonder enige verantwoording, zou verbieden dat een perso
on die in hechtenis wordt gehouden krachtens een vo
nnis waarbij hij is veroordeeld en waartegen hij hoger beroep heeft ingesteld, zich in de twee in B.10.12 beschreven gevallen tot het hof van beroep zou kunnen wenden om zijn voorlopige invrijheidstelling te vragen, ter
...[+++]wijl elke persoon in hechtenis die hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis waarbij hij is veroordeeld, over die mogelijkheid beschikt krachtens artikel 27, § 2, van de wet betreffende de voorlopige hechtenis.
Une autre lecture de l'article 20bis, § 4, 7 tiret, de la loi relative à la détention préventive donnerait à l'article 209bis du Code d'instruction criminelle des effets discriminatoires puisqu'il interdirait, sans aucune justification, qu'une personne détenue en vertu d'un jugement qui l'a condamnée et contre lequel elle a interjeté appel puisse, dans les deux hypothèses décrites en B.10.12, s'adresser à la cour d'appel pour demander sa mise en liberté provisoire, alors que tout détenu qui est en appel du jugement qui l'a condamné dispose de cette faculté en vertu de l'article 27, § 2, de la loi relative à la détention préventive.