In de eerste twee prejudiciële vragen in de zaak nr. 2284 stelt het Arbeidshof te Luik het Hof een vraag over de overeenstemming met de artikelen 39, 134 en 146 van de Grondwet van het voormelde
artikel 22 in twee verschillende interpretaties : volgens de eerste interpretatie zou die bepaling, waarbij een beroep voor de voormelde Commissie in het leven worden geroepen, geen beroep tegen de beslissingen van het Waalse Agentschap voor de Integratie van Gehandicapte Personen (hierna W.A.I. G.P) toestaan voor de hoven en rechtbanken van de rechterlijke orde (eerste prejudiciële vraag); volgens de tweede interpretatie zou zij het n
aast elkaa ...[+++]r bestaan mogelijk maken van het beroep dat zij in het leven roept en van het beroep dat voor de hoven en rechtbanken zou bestaan.Dans les deux premières questions préjudicielles posées dans l'affaire n 2284, le Tribunal du travail de Liège interroge la Cour sur la conformité aux articles 39, 134 et 146 de la Constitution de l'article 2
2 précité dans deux interprétations différentes : dans la première, cette disposition, créant un recours devant la Commission précitée, n'autoriserait pas le recours contre les décisions de l'Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées (ci-après A.W.I. P.H) devant les cours et tribunaux de l'ordre judiciaire (première question préjudicielle); dans la seconde, elle permettrait l'existence conjointe du recours qu'elle
...[+++] crée et de celui qui existerait devant les cours et tribunaux.