« Schendt het artikel 412, § 2, 1°, eerste streepje, en 3°, vierde streepje, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd door de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de rechterlijke orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek, de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, op zich en gelezen in samenhang met het artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, doordat, in het kader van een tucht
procedure, de zware tuchtstraffen ...[+++] ten aanzien van de in bedoeld artikel opgesomde leden van het Openbaar Ministerie worden opgelegd door een hiërarchische overste, met name de procureur-generaal bij het hof van beroep, niet-lid van de rechterlijke macht, en zonder dat voorzien is in enigerlei vorm van rechterlijke controle, terwijl de zware tuchtstraffen ten aanzien van de leden van de zittende magistratuur, met uitzondering van de magistraten van het Hof van Cassatie, worden opgelegd door de eerste kamer van het Hof van beroep ?« L'article 412, § 2, 1°, premier tiret, et 3°,
quatrième tiret, du Code judiciaire, tel qu'il a été inséré par la loi du 7 juillet 2002 modifiant la deuxième partie, livre II, titre V du Code judiciaire relatif à la discipline et rapportant la loi du 7 mai 1999 modifiant le Code judiciaire en ce qui concerne le régime disciplinaire applicable aux membres de l'Ordre judiciaire viole-t-il les articles 10, 11 et 13 de la Constitution, pris isolément et lus en combinaison avec l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme et avec l'article 14 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques, en ce que, dans le
...[+++]cadre d'une procédure disciplinaire, les peines disciplinaires majeures visant les membres du ministère public énumérés dans cet article sont infligées par un supérieur hiérarchique, à savoir le procureur général près la cour d'appel, qui n'est pas membre du pouvoir judiciaire, et sans que soit prévue une quelconque forme de contrôle juridictionnel, alors que les peines disciplinaires majeures visant les membres de la magistrature assise, excepté les magistrats de la Cour de cassation, sont infligées par la première chambre de la cour d'appel ?