Hoewel het eerste middel niet uitdrukkelijk de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet aanvoert, blijkt uit de uiteenzetting van dat middel dat de verzoekers zich in werkelijkheid beklagen over het discriminerende karakter van de betwiste bepalingen, doordat zij ertoe zouden leiden dat de onderdanen die in een Duitstalig gebied verblijven of daaruit afkomstig zijn zich niet « in die taal mogen uitdrukken » (het Duits), een taal die « nochtans [een] landstaal is ».
Bien que le premier moyen n'invoque pas, de façon expresse, la violation des articles 10 et 11 de la Constitution, il ressort de l'exposé de ce moyen que les requérants se plaignent en réalité du caractère discriminatoire des dispositions contestées, en ce qu'elles aboutiraient à ce que les ressortissants résidant en région germanophone ou provenant d'une région germanophone ne peuvent « s'expliquer dans cette langue » (l'allemand), laquelle est « pourtant [une] langue nationale ».