De wet van 25 juni 1921 tot verlenging, wegens de oorlog, van de duur der rechten van letterkundige en artistieke eigendom, stelt in haar enig artikel zeer duidelijk dat «de rechten toegekend door de wet van 22 maart 1886 aan de erfgenamen en andere rechthebbenden der auteurs van een letterkundig of artistiek werk, zijn verlengd voor een tijdperk gelijk met da
t verlopen tussen 4 augustus 1914 en 4 augustus 1924, dus voor een tijdperk van tie
n jaren, voor al de werken uitgegeven vóór het einde van die t ...[+++]erm en die niet in publieke eigendom zijn vervallen op de datum der afkondiging van deze wet».
La loi du 25 juin 1921 portant prorogation, en raison de la guerre, de la durée des droits de propriété littéraire et artistique, pose très clairement dans son article unique que «les droits accordés par la loi du 22 mars 1886 aux héritiers et autres ayants cause des auteurs d'une oeuvre littéraire ou artistique sont prorogés d'un temps égal à celui qui se sera écoulé entre le 4 août 1914 et le 4 août 1924, soit d'une période de dix ans, pour toutes les oeuvres publiées avant l'expiration de ce terme et non tombées dans le domaine public à la date de la promulgation de la présente loi».