Bij wijze van alternatief kunnen de lidstaten de eenmalige kosten van de aanpassing van bestaande infrastructuur delen of beslissen nieuwe infrastructuur op te zetten en de kosten daarvan (naar raming ca. EUR 10 miljoen per jaar) te dragen.
Les États membres peuvent aussi décider soit de partager le coût unique lié à l'adaptation d'une infrastructure existante, soit de créer une nouvelle infrastructure et d'en supporter les coûts, qui sont estimés à environ 10 millions d'EUR par an.