Indien artikel 4, § 1, tweede lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken in die zin moet worden geïnterpreteerd dat, wanneer de verweerder een rechtspersoon is, de taal van het gedin
ginleidende exploot wordt bepaald op grond van
zijn maatschappelijke zetel, zelfs in de geschillen met betrekking tot het arbeidsrecht, terwij
l de partijen er op geen enkele wijze ' sociale
betrekkingen ' ...[+++]hebben aangeknoopt, brengt het, ten nadele van de werknemers die hun prestaties in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad verrichten, een verschil in behandeling teweeg dat niet redelijk is verantwoord.
Si l'article 4, § 1 , alinéa 2, de la loi du 15 juin 1935 concernant l'emploi des langues en matière judiciaire doit s'interpréter en ce sens que, lorsque le défendeur est une personne morale, la langue de l'exploit introductif d'instance est déterminée en fonction de son siège social, même dans les litiges relatifs au droit du travail, alors que les
parties n'y ont en rien noué des ' relations
sociales ', il crée, au détriment des travailleurs qui accomplissent leurs prestations dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale, une différence de traitement qui n'est pas raisonn
...[+++]ablement justifiée.