In die omstandigheden concludeert de advocaat-generaal dat stuifmeel van MON 810-maïs, dat niet levensvatbaar is en dus geen vermogen tot bevruchting heeft, geen levend organisme is en dus niet kan worden beschouwd als een GGO.
Dans ces conditions, l'avocat général conclut que du pollen issu de maïs MON 810, non viable, et donc inapte à la fécondation, n'est pas un organisme vivant et, partant, ne peut pas être considéré comme un OGM.