Artikel 7, derde lid, roept de Verdragsluitende Partijen op te waarborgen dat kinderen met een handicap het recht hebben vrijelijk blijk te geven van hun opvattingen over alle aangelegenheden die hen betreffen, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met hun leeftijd en ontwikkeling, conform artikel 12 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, en waarbij zij de ondersteuning krijgen die past bij hun handicap en leeftijd, om gebruik te maken van dat recht.
Le troisième paragraphe de l'article appelle les États parties à garantir à l'enfant handicapé le droit d'exprimer librement son opinion sur toute question qui l'intéresse, en tenant dûment compte de son âge et de son degré de maturité, conformément à l'article 12 de la Convention relative aux droits de l'enfant et en apportant une aide adaptée à son handicap et à son âge pour l'exercice de ce droit.