3. Zodra in een onderzoek blijkt dat een ambtenaar, een ander personeelslid, een lid van een instelling of orgaan, een hoofd van een instantie of een personeelslid een betrokken persoon zou kunnen zijn, wordt deze ambtenaar, dit ander personeelslid, dit lid van een instelling of orgaan, dit hoofd van een instantie of dit personeelslid daarvan in kennis gesteld, voor zover dit niet schadelijk is voor het verloop van het onderzoek of van enige onderzoeksprocedure die tot de bevoegdheid van een nationale gerechtelijke autoriteit behoort.
3. Dès qu’il ressort d’une enquête qu’un fonctionnaire, un autre agent, un membre d’une institution ou d’un organe, un dirigeant d’un organisme ou un membre du personnel pourrait être une personne concernée, ce fonctionnaire, cet autre agent, ce membre d’une institution ou d’un organe, ce dirigeant d’un organisme ou ce membre du personnel en est informé, pour autant que cette information ne nuise pas au déroulement de l’enquête ou de toute procédure d’enquête relevant de la compétence d’une autorité judiciaire nationale.