Zonder dat het nodig is na te gaa
n of de in B.4.3 in herinnering gebrachte beginselen wel gelden voor de in voornoemde grondwetsbepaling bedoelde pensioenen, volstaat het, in antwoord op de prejudiciële vraag, vast te stellen d
at de in het geding zijnde maatregel zijn grondslag vindt in artikel 15 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en bijdraagt tot « het m
oderniseren van het ...[+++]beheer van de sociale zekerheid door [.] een vereenvoudiging van de administratieve verplichtingen », dat in artikel 2, 5°, van diezelfde wet wordt vermeld als een van de basisprincipes waarvan zij uitgaat.
Sans qu'il soit besoin d'examiner si les principes rappelés en B.4.3 s'appliquent aux pensions visées dans la disposition constitutionnelle précitée, il suffit de constater, en réponse à la question préjudicielle, que la mesure litigieuse trouve son fondement dans l'article 15 de la loi du 26 juillet 1996 portant organisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions et contribue à « moderniser la gestion de la sécurité sociale par le biais d'une simplification des obligations administratives », ce qui, conformément à l'article 2, 5°, de cette même loi, est considéré comme un des principes de base.