Tijdens de mondelinge proef moet de kandidaat, naargelang het geval : 1° a) antwoorden op een vraag in het domein van zijn kunde zo het een kandidaat-officier geneesheer, apotheker, tandarts, dierenarts of kapelmeester betreft; b) antwoorden op een vraag die betrekking heeft op de militaire kennis die de kandidaat tijdens zijn vorming heeft opgedaan, zo het een kandidaat-officier niet in a) hiervoor bedoeld betreft; 2° a) een theorieles of een uiteenzetting geven in verband met zijn kunde zo het een kandidaat-officier geneesheer, apotheker, tandarts, dierenarts of kapelmeester betreft; b) een theorieles geven over een militair onderwerp dat voorkomt op zijn vormingsprogramma, zo het een kandidaat-officier niet in a) hiervoor bedoe
ld betreft ...[+++]; 3° een korte tekst lezen en samenvatten; 4° over een opgegeven onderwerp een toespraak houden ».Au cours de l'épreuve orale, le candidat doit, selon le cas : 1° a) répondre à une question dans le domaine de son art s'il s'agit d'un candidat officier médecin, pharmacien, dentiste, vétérinaire ou chef de musique; b) répondre à une question concernant les connaissances militaires acquises par le candidat lors de sa formation, s'il s'agit d'un candidat officier qui n'est pas v
isé au littera a) ci-dessus; 2° a) donner une leçon de théorie ou un exposé sur un sujet dans le domaine de son art s'il s'agit d'un candidat officier médecin, pharmacien, dentiste, vétérinaire ou chef de musique; b) donner une leçon de théorie sur un sujet mil
...[+++]itaire figurant dans son programme de formation, s'il s'agit d'un candidat officier qui n'est pas visé au littera a) ci-dessus; 3° lire et résumer un texte court; 4° faire une allocution sur un sujet donné ».