Uit de feiten en uit de motivering van het verwijzingsvonnis blijkt dat de verwijzende rechter van het Hof wenst te vernemen of artikel 96, eerste lid, van de WHPC de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre de in artikel 95 van de WHPC bedoelde vordering tot staking zou zijn uitgesloten voor het in artikel 3.16 van het BVIE bepaalde gebruik van tekeningen of modellen, terwijl een dergelijke vordering wel mogelijk zou zijn voor de merkinbreuken bedoeld in artikel 2.20, lid 1, van het BVIE.
Des faits et de la motivation du jugement de renvoi, il ressort que le juge a quo demande à la Cour si l'article 96, alinéa 1, de la L.P.C. C. viole les articles 10 et 11 de la Constitution en ce que l'action en cessation visée à l'article 95 de la L.P.C. C. serait exclue pour l'utilisation de dessins ou de modèles définie à l'article 3.16 de la C. B.P.I. , alors qu'une telle action serait possible pour les atteintes à la marque visées à l'article 2.20, alinéa 1, de la C. B.P.I.