If Member States are required to establish a national scheme for providing legal translators and interpreters in criminal proceedings, should the requirement extend to verifying that remuneration is enough to make participation in the scheme attractive for translators and interpreters?
Indien de lidstaten ertoe worden verplicht een nationale regeling voor de terbeschikkingstelling van gerechtstolken en -vertalers in strafzaken vast te stellen, moet het dan ook verplicht zijn na te gaan of de bezoldiging toereikend is om de regeling voor tolken en vertalers aantrekkelijk te maken?