The budget contained an extraordinary reserve of 1,1 % of GDP and numerous consolidation measures, in particular: (i) revenue-increasing measures of around 1¾ % of GDP, including hikes in indirect taxes and social security contributions; (ii) structural measures on the expenditure side of ¾ % of GDP, such as a review of social benefits; and (iii) expenditure constraints of ¼ % of GDP in the public sector, including a nominal wage freeze in most sectors.
De begroting voorzag in een buitengewone reserve van 1,1% van het bbp en talrijke consolidatiemaatregelen, waaronder met name: i) inkomstenverhogende maatregelen van circa 1,75% van het bbp, waaronder verhogingen van indirecte belastingen en socialezekerheidsbijdragen; ii) structurele maatregelen aan de uitgavenzijde ten belope van 0,75% van het bbp, zoals een herziening van sociale uitkeringen; en iii) uitgavenbeperkingen van 0,25% van het bbp in de openbare sector, waaronder een nominale bevriezing van de salarissen in de meeste sectoren.