Accordingly, the prosecuting authorities and the courts in the Member States should have a discretion not to prosecute for offences concerning protected wild fauna and flora species, or parts or derivatives thereof, where the conduct complained of concerns a negligible quantity of specimens and has a negligible impact on the conservation status of the species concerned and where the person or persons concerned were unaware of the protected status of the wild fauna or flora concerned.
Daarom moet het aan de met vervolging belaste autoriteiten en de rechtbanken in de lidstaten worden overgelaten om strafbare feiten in verband met in het wild voorkomende dier- of plantensoorten, of delen of producten daarvan, niet te vervolgen wanneer de gewraakte handeling een te verwaarlozen hoeveelheid specimens betreft, en een te verwaarlozen invloed heeft op de instandhouding van de desbetreffende soorten, en wanneer de betrokken persoon of personen niet op de hoogte was/waren van de beschermde status van de wilde fauna of flora in kwestie.