7. use of application equipment and its maintenance, and specific spraying techniques to reduce pesticide use, drift and risks (e.g. low-volume spraying, low-drift nozzles), as well as the objectives of the technical check of sprayers in use and ways to improve spray quality
7. het gebruik van toepassingsapparatuur en het onderhoud daarvan, alsook specifieke sproeitechnieken ter vermindering van gebruik, verwaaiing en risico's van pesticiden (bijvoorbeeld kleinvolumeversproeiing, gebruik van sproeikoppen die verwaaiing tegengaan), en voorts de doelstellingen van de technische controle van sproeiers die in gebruik zijn en manieren om de sproeikwaliteit te verbeteren;