Cette étude présente toutefois quelques inconvénients importants: la morphologie de l’organe auditif des espèces animales étudiées ne correspond pas à celle de l’homme (par exemple le nombre de spires de la cochlée: 3,5 pour le cobaye et 2,5 pour le rat) et les espèces animales étudiées entendent des sons dans un spectre plus large que l’homme (par exemple cobaye 54 Hz – 50 kHz, rat 200 Hz – 76 kHz).
Dit onderzoek heeft echter enkele belangrijke nadelen: de bouw van het gehoorgaan van de onderzochte diersoorten komt niet overeen met dat van de mens (bijvoorbeeld aantal windingen cochlea: 3,5 bij de cavia en 2,5 bij de rat) en de onderzochte diersoorten horen geluid in een breder spectrum dan de mens (bijvoorbeeld cavia 54 Hz – 50 kHz, rat 200 Hz – 76 kHz).