Les antibiotiques macrolides (p.ex. : érythromycine, clarithromycine) Les antibiotiques de la classe des quinolones (p.ex. gatifloxacine, moxifloxacine) Le
s antihistaminiques utilisés dans le traitement du rhume des foins ou d’autres allergies (p.ex. : terfénadine, astémizole) Les antifongiques de type «azolés» (p.ex. kétoconazol, itraconazo
l) Les antagonistes calciques, utilisés pour le traitement de l’hypertension ou des douleurs de poitrine (p.ex. diltiazem, vérapamil) Les médicaments tels que le lithium (utilisé dans la maladie ma
...[+++]niaco- dépressive), le cisapride (utilisé dans certains problèmes de l’estomac), la cimétidine (utilisée dans le traitement des ulcères de l’estomac) et l’indinavir (utilisé contre le VIH).
Antihistaminica, geneesmiddelen gebruikt bij de behandeling van hooikoorts of andere allergieën (bv. terfenadine, astemizol) Schimmelwerende geneesmiddelen behorend tot de groep van de “azolen” (bv. ketoconazol, itraconazol) Geneesmiddelen gekend als calciumantagonisten en gebruikt bij de behandeling van hoge bloeddruk of borstpijn (bv. diltiazem, verapamil) Geneesmiddelen zoals lithium (gebruikt bij de behandeling van manische depressie), cisapride (gebruikt bij maagproblemen), cimetidine (gebruikt bij maagzweren) en indinavir (gebruikt bij de behandeling van HIV)