S'inspirant de la réflexion du Comité consultatif de bioéthique (avis nº 10 du 14 juin 1999) sur les conséquences de la mise en oeuvre de techniques de clonage reproductif, les auteurs de la présente proposition de loi ont estimé qu'au nom du principe de dignité humaine, du droit de tout individu à une identité propre et des risques d'instrumentalisation de l'être humain que ces techniques risquent d'engendrer, il est fondamental de s'opposer à la mise en oeuvre de toute forme de clonage reproductif.
De indieners van dit wetsvoorstel hebben de bedenking gevolgd van het Raadgevend Comité voor bio-ethiek (advies nr. 10 van 14 juni 1999) over de gevolgen van de toepassing van de techniek van het reproductief klonen. Ze hebben dan ook gemeend dat, in naam van het principe van de menselijke waardigheid, van het recht van elk individu op een eigen identiteit en de risico's op instrumentalisering van het menselijke wezen die deze technieken kunnen veroorzaken, het fundamenteel is zich te verzetten tegen het toepassen van elke vorm van reproductief klonen.