1992, lu en combinaison avec les articles 2, alinéa 1, et 84, § 2, du C. T.A.I. R., crée, dans l'interprétation de ces dispositions retenue par le juge a quo, une différence de traitement entre redevables de la taxe sur les appareils automatiques de divertissement suivant qu'ils ont ou non volontairement acquitté le paiement de celle-ci : dans le premier cas, le redevable - auquel l'administration
adresse certes des vignettes fiscales - ne reçoit de celle-ci aucun document devant indiquer les recours dont la décision administrative peut faire l'objet, de sorte que le redevable n'est pas informé des modalités d'exerci
...[+++]ce du recours administratif préalable au recours judiciaire ouvert contre cette imposition; dans le second cas, le redevable a reçu un avertissement-extrait de rôle qui, conformément à l'article 2, 4°, de la loi du 11 avril 1994, mentionne notamment les recours qui sont ouverts au redevable et qui, en vertu de l'article 1385undecies du Code judiciaire, doivent être exercés préalablement à l'introduction d'un recours devant le juge judiciaire.1992, in samenhang gelezen met de artikelen 2, eerste lid, en 84, § 2, van het W.I. G.B., voert, in de interpretatie die de verwijzende rechter aan die bepalingen geeft, een verschil in behandeling in tussen de personen die de belasting op de automatische ontspanningstoestellen verschuldigd zijn naargelang zij die al dan niet vrijwillig hebben betaald : in het eerste geval ontvangt de belastingschuldige, aan wie de administratie weli
swaar belastingvignetten bezorgt, daarvan geen enkel document waarin de mogelijkheden van beroep tegen de administratieve beslissing moeten worden aangegeven, zodat de belastingschuldige geen kennis heeft van
...[+++] de regeling inzake het administratief beroep dat voorafgaat aan het gerechtelijk beroep dat tegen die belasting mogelijk is; in het tweede geval heeft de belastingschuldige een aanslagbiljet ontvangen waarop, overeenkomstig artikel 2, 4°, van de wet van 11 april 1994, onder meer de beroepsmogelijkheden vermeld staan die de belastingschuldige kan aanwenden en die, op grond van artikel 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek, moeten worden uitgeoefend vooraleer een beroep voor de justitiële rechter wordt ingesteld.